Er zijn drie soorten kunststoffen: thermoharders, thermoplasten en elastomeren. We leggen de overeenkomsten en verschillen uit.
De drie soorten kunststoffen zijn:
Elke kunststof heeft zijn eigen unieke kenmerken, die we per kunststof toelichten en en uitleggen.
Thermoharders zijn harde plastics, die gekenmerkt worden doordat ze krasvast en weinig buigzaam zijn. Voorbeelden van thermoharders zijn tennisrackets, stopcontacten en surfplanken.
In tegenstelling tot een thermoplast, blijft de thermoharder ook hard bij verhitting.
Thermoharders kunnen niet op dezelfde manier worden verwerkt als een thermoplast. De reden is dat deze soort kunststof, na de verwerking, niet meer omvormbaar is: de thermoharder zal bij verhitting niet smelten, maar ontleden zonder vloeibaar te worden.
Thermoplasten zijn kunststoffen die bij verwarming van vorm veranderen. Doordat deze kunststof vloeibaar wordt, is het in verschillende vormen te gieten. Voorbeelden van thermoplasten zijn buizen, kozijnen en folies.
Thermoplasten bestaan uit lineaire macromoleculen zonder dwarsverbindingen. Bij verhitting zal de onderlinge binding tussen moleculen verbreken, waardoor individuele ketens langs elkaar glijden en de thermoplast kan smelten. Na het smelten kan de thermoplast in elke gewenst vorm worden gegoten.
Elastomeren bestaan uit een combinatie van thermoharders en thermoplasten. De elastomeren benaderende vorm en structuur van rubber. Voorbeelden zijn autobanden, schoenzolen en elastiek.
Bij externe belasting zullen de elastomeren van vorm veranderen, wanneer de belasting in het kritische gebied valt. In de situatie waarin de belasting langere tijd aanhoudt, gaat dit ten koste van de elasticiteit. De rek neemt toe en zorgt dat de elastomeer permanent vervormt. Dit verschijnsel noemen we ‘kruip’ en is te vergelijken met een elastiek wat wat langere tijd is opgerekt en daardoor minder strak is dan voorheen.